23.9.10

Schrijven

'Ik stop met schrijven', zegt Josien Laurier (1969) in het nieuwste nummer van Liter. Over haar verhalen en romans zegt ze: '(…) ik beheers die vorm nu zo goed dat daar voor mij geen uitdaging meer in zit.'

Er was niemand die niet een roman wilde schrijven in mijn journalistenklas. Allemaal bewonderden en kopieerden we het literaire leven, of ons beeld ervan, naar hartelust: tot diep in de nacht in een kroeg praten over boeken en bij thuiskomst nog even achter het met stickers beplakte toetsenbord kruipen om de diepste beschonken zieleroerselen een plek te geven, die dan de volgende ochtend niet meer terug te vinden waren op de harde schijf. Het verhaal ging dat Dirk serieuzer bezig was. Toen ik hem pas weer sprak op een bruiloft van een gezamenlijke studievriend, vroeg ik hem ernaar. 'Wat bedoel je?', vroeg hij voorzichtig. 'Jij was toch met een roman bezig?', antwoordde ik ietwat onzeker.

Als ik nu een roman zou schrijven, zou die lijken op Josiens Lauriers derde boek Voor ons ligt een dag van bramenjam (1997, Querido), over vier vrouwen die werken op een communicatieadviesbureau. Een boek om in te verdwalen. (Datgene wat ik in werkelijkheid vrees, zoek ik op in boeken.) Zoeken naar betekenissen, verhaallijnen, verbanden tussen personen en dingen. En laten die alsjeblieft niet te makkelijk te vinden zijn. Neem deze passage, waarin uitzendkracht Dana voor het eerst op haar nieuwe werkplek komt (p.17):

'Op de overloop hangt, onmiskenbaar, de geur van pepermunt. Dana kijkt naar de trap met het voornemen om onhoorbaar naar beneden te gaan, zodat ze luidruchtig weer naar boven kan komen, maar in de het kantoor wordt het zo stil dat het minste gerucht haar zou verraden. 
(…)
Het pepermuntparfum wordt doordringender en ze begint te zweten, er kriebelt iets in haar knieholtes. Diep onder haar begint een fluitketel te zingen. Het duizelt haar alsof ze honderd keer heeft rondgedraaid. Vanuit de kast klinkt een begeleidend tikken, een driekwartsmaat om op te wiegen en beloftes uit te spreken, zoete pepermuntbeloftes uit de tas.
 Met een waarschuwend gezoem nadert een helikopterformatie in vlinderkleuren. Zakdoekwit van schrik vluchten de pepermunten, tikken over de traptreden als droegen ze hakken, en allemaal gemerkt door een felle lipstickbeet.
 Voor de laatste keer kijken honderd Dagpauwogen naar de handtas. Een voor een gaan ze dan dicht. Tel maar op je vingers mee en luister naar het tikken, een strakke driekwartsmaat. Bij de laatste tik ben je een Nachtpauwoog.'

'O ja. Ik was al bang dat je dat bedoelde.' Dirk glimlachte naar het lege bierviltje voor hem. Hij wachtte nog steeds op zijn tweede. 'Ja, daar was ik best ver mee.'